Ik heb niets aan schilderezels.....

 Kunstbeeld  september 1987   blz. 48 en blz. 49

Door: Raymond Baan

(interview in Stedelijk Amsterdam, augustus 1987)

Paul Beckers: Ik heb niets aan schildersezels.

De laatste tijd schilder ik gletsjer landschappen. Je zou kunnen zeggen: daar is het landschap aan het aquarelleren. Enerzijds laat ik mij door het landschap inspireren, anderzijds neem ik er afstand van door de aandacht te richten op de abstracte kwaliteiten van het materiaal. Er is evenwicht gekomen in de manier waarop ik naar de werkelijkheid kijk en het schilderplezier waarom die werkelijkheid vraagt.

Paul Beckers beschouwt  zich niet als vernieuwer. Hij twijfelt aan de zin van de nadruk die in deze tijd wordt gelegd op het aspect van vernieuwing in de beeldende kunst. Daarmee wil hij niet zeggen dat het experiment op zich een zinloze zaak is. Hij noemt een vroeg voorbeeld van het tegendeel, Hercules Seghers: Die was zijn tijd eeuwen vooruit met zijn experimenten op de etsplaat. Dat was niet het experiment om het experiment: dat experiment stond in de richting van het beeld. 

Toen de middelbare school achter de rug was, koos Beckers voor een opleiding tot onderwijzer. Ten tijde van zijn studie aan de pedagogische academie te Maastricht was het zijn docent tekenen die zijn belangstelling voor beeldende kunsten aanwakkerde.  Het kwam zelfs zo ver dat ik in die periode ging spijbelen omdat ik wilde tekenen. Pas veel later realiseerde ik me dat ik ook als kind al door het visuele geboeid was. Soms duurt het jaren voor je je zoiets herinnert. Maar zijn passie voor tekenen weerhield hem er niet van zijn studie aan de pedagogische academie te voltooien. Hij behaalde zijn acte. Intussen was t schilderen begonnen. Beckers: Ik stond voor de keuze: of ik zou naar een kunstacademie gaan, of doorstuderen voor mijn MO-acte  handvaardigheid. In het laatste geval zou ik met beide kunst en didactiek te maken hebben. Ik heb toen gekozen voor de avond cursus MO, een tienjarige studie, als je de eerste graad wilt behalen. Die studie heb ik dit jaar afgerond. De lerarenopleiding vond ik erg positief. Vooral het theoretische aspect was boeiend.

Paul Beckers is nu als medewerker verbonden aan een educatief centrum voor lichamelijk gehandicapten. Hoewel voor zijn dagelijks werk didactische en artistieke kwaliteiten vereist zijn, betreft het hier geen onderwijs in de gebruikelijke zin.Daarentegen heeft hij niet het geringste bezwaar: Dat onderwijs bijvoorbeeld op een middelbare school is in tweeërlei   zin minder aantrekkelijk. Ten eerste is het in een bepaald opzicht ondankbaar werk en ten tweede is de werkgelegenheid  er geringer. Mijn betrokkenheid bij het educatieve centrum staat het schilderen geenszins in de weg. Ik kan en wil niet de hele dag de hele dag al mijn energie in de vervaarding van mijn schilderijen investeren. Ik moet er van tijd tot tijd afstand van kunnen nemen. Ik wil ook mijn artistieke vrijheid veiligstellen met een bron van inkomsten naast die van het schilderen zelf. Op het instituut geef ik les aan volwassen lichamelijk gehandicapten. Ik stel daar hoge eisen aan het werk. Ik beschouw het niet zomaar als een bezigheidstherapie. Een andere belangrijke drijfveer is dat ik mij niet in een afhankelijke positie wil manoeuvreren. Daarom heb ik de BKR nooit aantrekkelijk gevonden.

Landschap

Beckers thema  is het landschap. Daaraan is hij sinds 1979, het jaar waarin hij zijn eerste reis naar Zuid-Frankrijk maakte, trouw gebleven. OP die reis kwam hij in de bergen terecht. Hij werd er onmiddellijk door de hoeveelheid van vormen en kleuren, maar ook door de atmosfeer getroffen. Kort daarna volgde zijn eerste individuele tentoonstelling in Meerssen, de plaats waar hij woont. De confrontatie met publiek sterkte zijn zelfvertrouwen. Hij zegt daarvan: bij zo’n gelegenheid merk je dat je er niet alleen staat in wat je voelt. Bij kunstenaars is er meteen sprake van herkenning. Maar ook mensen die in een andere zin met kunst te maken hebben, zoals recensenten en kunsthistorici, blijken heel goed, soms wel beter door te hebben waarom het gaat. Ik maak als kunstenaar het beeld zichtbaar dat zij ervaren. Zij kennen de gewaarwording, maar ik formuleer en concretiseer het. Dat is de immateriële functie van mijn werk.

Na de eerste tentoonstelling maakt Paul Beckers regelmatig reizen. De kennismaking met Groot Brittannië noemt hij een openbaring: Ik voelde mij onmiddellijk hecht met het land verbonden. Ook met de Keltische cultuur. Soms dacht ik:  Ik heb hier een vroeger leven gehad. Ik herkende het bijna, Cornwall, Ierland, Schotland. Sindsdien is hij daar vele malen terug geweest. Deze zomer waren de Canarische Eilanden zijn bestemming. De aanblik van de kust, het blauwe water en de zwarte stranden, beschrijft hij als ongelofelijk. Beckers werkt niet in het landschap. Ter plaatse absorbeert hij kleur, vorm en sfeer, nu en dan geholpen door zijn fotocamera. OP het atelier werkt hij die indrukken uit. Die methode lijkt eenvoudig, zegt hij, maar de werken die eruit ontstaan zijn het resultaat van jarenlange toewijding. Je moet je ook blijven oefenen om in staat te zijn er ter alle tijde iets mee uit te voeren. Het betekend onderhoud van een artistieke conditie, die te vergelijken is het onderhouden van een lichamelijke conditie bij sportmensen. Je kunt dat op verschillende manieren doen. Soms is het goed dagenlang onafgebroken te blijven werken. Andere keren ga ik er op uit om geispireerd te raken door de verbinding met de bron. Reizen, het werk van anderen zien, maar ook kijken naar de televisie of urenlang in een bibliotheek boeken doorbladeren, het zijn alle bronnen van inspiratie. De laatste jaren maakt Paul Beckers voornamelijk gouaches. Nu en dan werkt hij met gewassen inkt, of maakt een zeefdruk, maar hij moet het toch in de eerste plaats  van papier en karton hebben. Daarbij voelt hij zich het meeste thuis: Schilderen op doek doe ik zelden. Het doek geeft mee, dat is voor mij een onnatuurlijk effect. Als je over de aarde loopt, geeft  het oppervlak ook niet mee. Papier en karton zijn natuurlijke materialen. Dat is linnnen ook wel, maar daarbij is een constructie nodig voor het raamwerk waarop het gespannen wordt.

Ook vorig jaar was hij in Engeland en werkte bij Cornwall bij de porseleinaarde - groeven. De China Clay Pits waren aanleiding tot panoramische schilderingen, waarbij de beperkte kartonmaten hem dwongen de werken in twee of drie luiken op te delen. De materiaalbehandeling is uiterst gevarieerd. Dat resulteert in een opmerkelijke stofuitdrukking . De weergave van een rimpelloos meer heeft voor de oppervlakte van het paneel andere consequenties dan die van bijvoorbeeld een ruwe rotsgrond.  

   

China Claypits Cornwall - drieluik - gouache op karton (afbeelding uit Kunstbeeld 1987!)

 

Het natuurlijke, het chaotische trekt hem aan. Ik schilder bijna nooit iets wat uit mensenhanden komt. Dus geen gebouwen geometrische zaken of auto’s. Het moet allemaal ongerept zijn, dus door de natuur zelf gecreëerd zijn. Maar toch heeft de mens in zijn activiteiten ook iets wat daarmee te maken heeft. Dat is in dit geval de puinhoop van een porseleingroeve. Die is door de mens gecreëerd zonder te weten hoe mooi de vorm de kleur en het ritme zijn. De werken die ik daar in cornwall maakte, vormen tot nu toe een van mijn beste series.Praktische problemen stimuleren mijn artistiek. Mijn manier van werken sluit daarop aan. Ik moet horizontaal werken, ik heb niets aan schildersezels. Ik schilder op de grond. Ik heb ook niets aan mooie penselen. De mijne  zijn altijd heel slecht en ingedroogd. Het moet niet teveel een handschrift met een penseel worden. Er moet afwisseling in de organische structuur zijn.

Kunstbeeld september 1987